The Borderland Project

‘The Borderland Project’ is een fotografisch onderzoek naar de overgangsgebieden tussen natuur- en cultuurlandschappen waarin de mens als vreemdeling figureert.

Anja de Jong selecteerde wereldwijd locaties op landschap, klimaat en menselijk ingrijpen, gebieden waar de strijd tussen mens en natuur nog gaande en de uitkomst onzeker is. Het fascineerde haar om zowel landschappen op zich als de sporen die de mens daarin trekt te fotograferen.

De in beeld gebrachte gebieden zijn verdeeld in koude- tot extreem koude gebieden, hoogtegebieden, kustgebieden en warme- tot zeer warme gebieden, waar steeds de ‘grens’ tussen het natuur- en cultuurlandschap het onderwerp van haar fotografie is.

Pers

Menselijke sporen in de natuur door Henny de Lange©, Trouw

De Verdieping, Trouw, donderdag 25 maart 2004

Anja de Jong: Borderland van 27 maart tot en met 13 juni in Fotomuseum Den Haag, Stadhouderslaan 43, open di-zo
12-20u, www.fotomuseumdenhaag.nl. Het fotoboek The Borderland Project met teksten van Anja de Jong, Jan Brokken, J. Bernlef, Tineke de Ruiter en Rik Herngreen, kost 55 euro, ISBN 90-808242-1-6.

Het kwetsbare niemandsland, waarin de mens als vreemdeling figureert, is het thema van de landschapsfoto’s van Anja de Jong. In de periode 1992-2001 bezocht ze wereldwijd gebieden, waar nog niet duidelijk is wie de overhand gaat krijgen: mens of natuur.

Afgaand op de foto’s die Anja de Jong heeft gemaakt in Antarctica, Namibië en Costa Rica, waren het prachtige reizen. Maar de omstandigheden waren vaak bar en boos. ‘Je kunt je kleden op kou, maar fotograferen met handschoenen gaat niet. Op Antarctica waren mijn handen een en al kloven.’ Nog meer afzien was het tijdens de reis naar de tropische regenwouden van Costa Rica. Door de hoge luchtvochtigheid was het sjouwen met de zware camera haast niet vol te houden. Maar wat haar daar vooral zwaar viel was dat je nooit verder kunt kijken dan een paar meter. Het regenwoud omsluit je, kent geen verte en geen diepte en de hemel bestaat uit een bladerdek. ‘Ik hou van de horizon en die heb ik daar zo vreselijk gemist.’
De meest extreme gebieden van de wereld heeft Anja de Jong (1957, Scheveningen) in de periode 1992-2001 bezocht. Ze trok naar het warme tot extreemwarme Namibië, Porto Rico en Costa Rica, naar de hoogtegebieden La Palma en Hawaï en naar de koude tot extreemkoude oorden IJsland, Spitsbergen en Antarctica. Met een grootformaat camera en in zwartwit legde ze zestig plekken vast, waar nog sprake is van een wankel evenwicht tussen de oorspronkelijke, ongerepte natuur en het door menselijk ingrijpen gevormde cultuurlandschap. Met de tentoonstelling Borderland in het Fotomuseum Den Haag en een boek sluit ze dit fotografische onderzoek af.

Twaalf jaar was ze bezig met dit project. ‘Alleen het voorbereiden van mijn reis naar Antarctica heeft al 2,5 jaar geduurd. Een groot aantal landen heeft daar een onderzoekspost. Nederland niet en dat maakte het extra gecompliceerd. Niemand zit op je te wachten, omdat je de plek van een wetenschapper inneemt.’ Uiteindelijk kon ze met een Argentijnse expeditie vanuit Buenos Aires mee op een ijsbreker. De terugreis was met een Duits toeristenschip. Toen ze daar na een wekenlang verblijf op Antarctica aan boord stapte, onderging ze een soort cultuurschok. ‘De toeristen op hun beurt zagen mij en de twee wetenschappers met wie ik terugreisde, als inboorlingen.’

Antarctica is volgens De Jong het meest extreme continent waarop de mens vat probeert te krijgen. Sinds James Cook in 1773 als eerste de zuidpoolcirkel passeerde, zijn vele expedities hem gevolgd. Na de ontdekkingsreizigers kwamen de wetenschappers. Tegenwoordig telt dit continent 65 permanente onderzoeksstations. De meeste zijn overbevolkt met als gevolg dat wetenschappers zelfs in tentjes overnachten. Wat in Antarctica nog in beperkte mate speelt, maar op Spitsbergen inmiddels een serieus probleem is, is het afval. ‘Natuurlijk doet iedereen zijn best om de omgeving zo min mogelijk te vervuilen. Maar vooral op Spitsbergen lag er overal al zoveel troep. De Russen doen daar veel aan mijnbouw en zijn de grootste vervuilers. Daar staan al zoveel oude installaties weg te roesten. Dat noemen ze dan met een mooi woord industriële archeologie.’

Aanvankelijk fotografeerde Anja de Jong vooral binnenruimte. Gaandeweg werd haar dat te eng. ‘Ik kreeg behoefte aan steeds meer ruimte en dat zag je ook terug in mijn foto’s.’ Dat proces kwam in een stroomversnelling na het overlijden van haar vader en een aantal vrienden. ‘Hun doodsoorzaak leek te passen in het beeld van de westerse welvaartsziekten. Dat zette me aan het denken over hoe we hier in Nederland leven, over het verband tussen ziekte, welvaart en milieubesef en de verschillen tussen cultuur en natuur.’ Ze ging op zoek naar landschappen in de wereld waar de strijd tussen mens en natuur om het ‘bezit’ van het land nog voortduurt en de uitkomst onzeker is. De voorwaarden waaraan de gebieden moesten voldoen waren dat ze bereikbaar moesten zijn en dat er voldoende bewegingsvrijheid was voor een alleenreizende vrouw met grote camera.

Op sommige van haar foto’s lijkt er nog sprake van ongerepte oernatuur en moet je heel goed kijken om de menselijke sporen te ontdekken. Haar ervaring is dat veel Nederlanders het verleerd zijn om menselijke ingrepen in de natuur te zien. ‘Dat komt doordat er hier geen echte natuur meer bestaat. Wat wij als natuurgebied beschouwen, is cultuurlandschap.’ Tijdens haar reizen bleek dat niet alleen de Nederlander onbekend is met ongerepte natuur. ‘Een groot deel van de bezoekende vreemdelingen beschouwt de natuur slechts als decor, een naar wens te betreden landschap’, schrijft ze in haar boek The Borderland Project. ‘De jonge Italiaanse toerist op Spitsbergen, die bij aankomst meteen een ijsbeer wenste te zien en daartoe terstond een helikopter met piloot huurde, of de verbolgen Amerikaanse dames op leeftijd die absoluut niet begrepen waarom het personeel van het cruiseschip hen die dag bij zware storm niet in het zuidpoolgebied aan wal had willen zetten, waren beslist geen uitzondering.’

Gaandeweg is ze steeds ‘somberder’ geworden, vertelt ze. ,,Het was erger dan ik me van te voren had bedacht. Je gaat je afvragen wat de zin is van menselijk ingrijpen in de natuur. Op Antarctica lijkt het nauwelijks nog te gaan om economische motieven of de wetenschap. Al die landen zitten daar naar mijn mening vooral uit politieke overwegingen.’ In haar boek schrijft De Jong: ‘De vreemdeling gedraagt zich als kolonist op zoek naar rendement, als wetenschapper op zoek naar kennis of als toerist op zoek naar avontuur. Welk recht heeft die vreemdeling hier eigenlijk?’

Anja de Jong speelt nu al met de gedachte om over tien jaar terug te gaan om te kijken wie er gewonnen heeft: mens of natuur. ‘Ik weet dat er hier en daar sinds mijn vertrek al weer dingen zijn bijgebouwd.’ Ze is zich ervan bewust dat haar foto’s en boek ook kunnen bijdragen tot een verdere opmars van de mens in deze kwetsbare gebieden. ‘Het gevaar van mijn project is dat mensen er juist naar toe willen. Dat voelt heel erg dubbel.’

Copyright: Henny de Lange, Trouw

Anja de Jong: Borderland by Siobhan Wall©, Eyemazing (English)

Eyemazing 3, 2004

The Dutch photographer Anja de Jong spent between 1992 and 2001 traveling to remote places with her large format camera. She photographed what she calls ‘no man’s land’ in sixty regions, from the Namibian tropics and Puerto Rico to the frozen wastes of Iceland, Spitsbergen and Antarctica. This exhibition includes meticulously printed black-and-white photographs of diverse landscapes, from dry deserts to lush rainforests. There are hardly any people in De Jong’s shots except for three tourists, as small as microscopic grains, on a sand dune in the distance of the Namibia sand sea (we do see her own shadow, however, in her depiction of a radio telescope at 13,000 ft. in Hawaii shot in 1997). She is primarily interested in areas that demonstrate a ‘delicate balance between indigenous, unspoiled nature and manmade landscape’. The purpose of the project was the construction of a visual record of these vulnerable areas and she describes the Borderland perspective as ‘both aesthetic and ethical.’ In the book which companies the exhibition she describes how she wanted to answer the photographically question ’the consequences of human intervention in these particular areas’. What right does a foreigner have in these locations? she wondered.

Because of the problems of carrying a sizeable camera, she chose destinations which were in close proximity to several interesting sites, starting in Iceland in 1992. Looking at areas which are extreme in their weather conditions and far from metropolitan centers, the viewer is invited to reflect on the economic and political reasons for constructing research camps, observation posts and radar stations. The lack of human presence in these images makes human intervention seem even more questionable than if she had included shots of sprawling inner cities.

Not all of the shots are about recent human interventions, however. Many show traces of the past and the still solid ghosts of old industrial equipment. In The borderland Project, published by De Jong, are additional images such as a shot of an abandoned mining town in Namibia. Remarkably, these photographs seem to generate not only a pleasure in looking, but also evoke the sounds and temperature experienced in such locations. De Jong can make us feel the chill wind, hear the absolute silence and taste the clean, cold air. In each image she carefully balances the documentary and the aesthetic, perhaps reflecting the tenuous relationship between these largely unblemished landscapes and specific human interventions. Many of the buildings we see have been constructed for scientific purposes, but the landscapes seem almost lunar in their emptiness. A solitary puffin perched on a rock in Spitsbergen looks like a guardian of these abandoned sites. De Jong manages to portray incredible focal range in each shot, combining the intense whiteness of a block of ice in close-up with windswept, uninhabited mountains in the distance. It is worth travelling far to see such thoughtful, visually astounding photography.

Through June 13, Museum of Photography, The Hague
Book: The Borderland Project ISBN: 90-808242-1-6
Copyright: Siobhan Wall
Other articles are in Dutch

'Ik kom terug met werk, of ik kom níet terug' door Merel Bem©, Volkskrant

Volkskrant, 27 maart 2004

Borderland. T/m 13 juni in het Fotomuseum, Den Haag. The Borderland Project ligt vanaf vandaag in de boekwinkel;
ISBN 90808242-1-6; € 55.

Anja de Jong werd onderweg omver geblazen door de wind en schudde ‘plasjes zand’ uit haar fototoestel. Ze keerde eindeloos terug naar dezelfde plek om de juiste foto te schieten. Nu zijn er een tentoonstelling en een boek.

‘Maak het nou niet heldhaftiger dan het is.’ Ze zegt het bijna bezorgd, fotografe Anja de Jong. Gleed tijdens haar reizen regelmatig uit, of liep net iets te ver door. Zat, helemaal alleen, met een voet vast in een mistig lavaveld, waar ze zichzelf inderdaad flink moest toespreken om niet in paniek te raken. Uiteindelijk kreeg ze die voet terug. Zonder schoen, dat wel. Maar ja, wuift ze lachend, dat is het risico van het vak.

‘Er gebéuren gewoon gevaarlijke dingen’, zegt ze. Maar dat is niet belangrijk voor mijn foto’s. Ik kom terug met werk, of ik kom níet terug. En ik ga natuurlijk voor het eerste.’

Van 1992 tot 2001 was Anja de Jong (1957) op zoek naar ‘borderland’: land waar de strijd tussen natuur en cultuur, anders dan in het volgeplempte Nederland, nog niet is beslist, maar waar de menselijke invloed al wel zichtbaar is. Daartoe verdeelde ze de wereld in extremen: heel koud (IJsland, Spitsbergen, Antarctica), heel hoog (La Palma, Hawaii) en heel warm (Costa Rica, Puerto Rico, Namibië). Twaalf jaar lang bezocht ze, als een negentiendeeeuwse ontdekkingsreiziger, die gebieden. Meestal alleen, soms, zoals in Antarctica, met een groep wetenschappers.

Ze sjouwde er in de meest barre weersomstandigheden rond met twee grote platencamera’s en een statief. Ze stond op de gekste tijden op, werd omver geblazen door de wind, schudde ‘plasjes zand’ uit haar fototoestel, en keerde vaak eindeloos terug naar dezelfde plek om de juiste foto te schieten. Het resultaat, een groot aantal zwartwit-foto’s vol met leeg ‘borderlandschap’, hangt nu aan de muren van het Fotomuseum in Den Haag en is gebundeld in een boek.

Het vangen van ruimte in een foto – dat is waar Anja de Jong altijd mee bezig is geweest. Ook toen ze nog voornamelijk binnenshuis en in Nederland werkte. Ze studeerde in 1981 af aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. In de jaren daarna fotografeerde ze gebouwen en interieurs op een vrij abstracte manier. Het ging haar meer om het omzetten van licht en ruimte naar een plat vlak, dan puur om het onderwerp zelf.

Maar de ruimte op IJsland en de uitgestrektheid van de woestijn in Namibië, zie die maar eens te pakken te krijgen. ‘In het begin was ik voornamelijk gefocust op architectonische ingrepen in het landschap, zoals weerstations en observatoria’, vertelt De Jong. ‘Daar had ik ervaring mee. Het was moeilijk om vat te krijgen op een grote lege vlakte.’ Er ging een tijdje overheen voordat ze ook de kleine menselijke sporen in het landschap durfde te fotograferen, zoals een grillig lijntje uiteengestroomde voetstappen in een onmetelijk zandlandschap.

Het idee voor het Borderland Project ontstond nadat een aantal mensen in haar directe omgeving, onder wie haar vader, overleed aan wat men wel ‘Westerse welvaartsziekten’ noemt. Die worden vaak veroorzaakt door verslechterde milieuomstandigheden, zoals luchtvervuiling.

Bestaan er eigenlijk nog plekken waar de mens tot nu toe nog geen vat op heeft gekregen? vroeg De Jong, telg uit een zeevaardersfamilie, zich af. Die waren er wel. Ze was er alleen zelf nog nooit geweest.

‘In eerste instantie keek ik met de ogen van een Nederlander. Dacht ik overal duidelijk de grens tussen cultuur en natuur te zien. Maar na een tijd kwam ik er achter dat die grens er op sommige plekken gewoon niet ís. De menselijke invloed is daar niet meer dan een stip op de kaart.’
Die stip fotografeerde ze wel, maar ze maakte het niet dramatischer dan het was. ‘Ik heb steeds geprobeerd zo objectief mogelijk te blijven, voor zover dat kan in de fotografie’, zegt ze.

Zo fotografeerde ze een radarstation op IJsland twee keer: een keer van heel dichtbij, zodat de twee radarschermen als enorme stadiontribunes boven de bergen uitsteken, en een keer van heel ver weg, zodat ze niet groter lijken dan een steen op de voorgrond.

De waarschuwing, bezorgdheid, aanklacht, hoe je het ook wil noemen, zit dan ook niet zozeer in de foto’s zelf, zegt De Jong, maar in de herhaling ervan. Nu ze zo allemaal bij elkaar hangen, kun je dat goed zien: foto na foto na foto duikt de westerse mens op, niet in zijn eigen gedaante maar in dat van ingewikkelde meetapparatuur, tentjes of vlaggen. Het zwartwit verleent de foto’s een bepaalde mate van abstractie, een onbepaaldheid van tijd en plaats, waardoor die ene plek staat voor zoveel andere plekken op de wereld. ‘Als ik nu terug zou gaan, zou er alweer heel veel veranderd zijn. De plek op de foto is die plek niet meer.’

Copyright: Merel Bem

Fotografen bij wie niets meer echt is door Roos van Put©, Haagse Courant

Haagse Courant, 30-03-2004

Oliver Boberg: ‘Sites and Night Sites’. Anja de Jong: ‘Borderland’; t/m 13 juni in het Fotomuseum Den Haag, Stadhouderslaan 43, Den Haag. Beide fotografen focussen op totaal verschillende onderwerpen en de foto’s die zij maken bestrijken compleet andere gebieden. Toch is er een duidelijk bindende factor in de tentoonstelling van Oliver Boberg en Anja de Jong die nu is te zien in het Fotomuseum Den Haag: niets is meer echt.

Bij de film van het mistige bos in de nacht ruik je bijna de vochtigheid. Het enige dat ontbreekt is het geluid van een nachtuil. Gelukkig maar, anders was het geheel een wel erg voorspelbaar cliché geworden. Nu is er voldoende ruimte voor de verbeelding van de toeschouwer. Oliver Boberg (1965, beroemd in Duitsland en de VS, nu eerste museale presentatie in Nederland) bootste dit landschappelijke tafereel tot op de centimeter na.
‘In mijn werk speel ik met feit en met fictie, met waarneming en met herinnering’, aldus deze Duitse fotograaf-filmer. Datgene wat hij toont zijn plekken die je bekend voorkomen, maar die je tegelijkertijd niet kunt duiden met land, tijd of plaats. ‘Het bos, de stalen brug gefilmd tijdens een sneeuwbui, de woeste zee die tussen de rotsen beukt, het zijn allemaal fragmenten uit de natuur die iedereen wel eens heeft gezien, ik toon eigenlijk niets nieuws. Het zijn een soort algemene plaatsen, waarin je niets origineels zult ontdekken. Het enige authentieke is uiteindelijk de persoonlijke ervaring van de toeschouwer, die ontstaat terwijl hij kijkt. Kunst heeft wat mij betreft te maken met zowel een zintuiglijke als een intellectuele ervaring.’

Boberg is het type kunstenaar dat de werkelijkheid construeert en deze vervolgens fotografeert/filmt. En Boberg schept er veel lol in om de toeschouwer op het verkeerde been te zetten. Enerzijds doet hij dit door in zijn films een zekere mate van suspense toe te voegen – je verwacht elk moment dat er iets gaat gebeuren – anderzijds blijkt dat de getoonde werkelijkheid verre van echt kan zijn. Is het niet door het lichtgebruik, dan is het wel doordat je bij een andere nachtelijke opname, waar bijvoorbeeld een huis in de stromende regen is te zien, eerst het geblaf van een hond van links in beeld hoort komen en vervolgens van rechts. Toegegeven, zou in de werkelijkheid best kunnen, alleen is het hier net even té sfeeronderstrepend.
‘Wij zijn tegenwoordig zo gewend aan nachtelijke scènes waar het licht helemaal niet meer echt is. Als we naar James Bond of Harry Potter kijken, is niemand verbaasd als in de nacht een top van een berg door de maan wordt aangelicht. Mensen die films maken, of dit nu speel- of kunstfilms zijn, kennen een groot belang toe aan licht. Het is een element waarmee je een bepaalde atmosfeer tot stand kunt brengen. In de film van het bos is er net even te veel licht. Dat kan in de werkelijkheid nooit zo zijn geweest, ik hou van die absurditeit.’
‘In mijn werk, of dat nu foto’s zijn waar de luchten bestaan uit stukjes katoen, nagemaakte archetypische stedelijke situaties of films waarin elk onderdeel is nagebootst, probeer ik de illusie van namaak te tonen. Die kun je vinden als je goed kijkt. Ik wil ook dat mensen zich gaan afvragen ‘hoe is het gemaakt?’ Ik zet de werkelijkheid naar mijn hand, imiteer deze en toon tegelijkertijd dat alles wat je ziet niet dat is wat je ziet.’

Bij Anja de Jong is juist dat wat je ziet treurig genoeg wel werkelijkheid. Rauwe werkelijkheid. Bij het bekijken van haar foto’s zie je op het eerste gezicht ongerepte natuur, maar dan duikt ineens ergens in een hoek een element op dat je niet als landschappelijk kunt duiden. Het blijken dan ook tekenen van menselijke activiteit te zijn. In de periode 1992-2001 bezocht de fotografe delen in de wereld die zij zelf omschrijft als randgebieden van een cultuur/natuurlandschap. Plekken waar een wankel evenwicht bestaat tussen de oorspronkelijke natuur en het door menselijk ingrijpen gevormde cultuurlandschap. Zoals dat deel in Antarctica waar temidden van een pinguïnkolonie een wetenschappelijk station aanwezig is. ‘Welgeteld was daar anderhalve wetenschapper”, vertelt Anja de Jong (1957). “De andere mensen die er waren, hielden zich bezig met logistiek. Veel van dergelijke projecten hebben van alles te maken met politiek, als dat deel van de wereld namelijk wordt vrijgegeven, is er een enorm probleem.’
De foto’s die zij tijdens haar Borderlandproject maakte – dat zich afspeelde in onder meer Costa Rica, IJsland en Namibië – zijn nu gebundeld in het boek ‘The Borderland Project’.
‘Ik heb locaties gefotografeerd waarbij je niet meteen roept dat de mens er niet hoeft te zijn, maar het is ook nog maar de vraag of de menselijke aanwezigheid daar werkelijk relevant is. Het zijn plekken waar de media doorgaans niet over schrijven, waar wetenschappers zich ophouden en waar toeristen nét beginnen te komen. De titels van de foto’s grijpen bewust terug op de menselijke aanwezigheid, ook omdat mensen dingen soms niet zien. Aan de ene kant ben ik te werk gegaan als een 19de-eeuwse landschapsfotograaf aan de andere kant probeer ik de relatie met nu te tonen. Wellicht gedreven door een sterk vergankelijkheidsbesef. Het beeld moest een optelsom zijn, terwijl ik tegelijkertijd niet een waarschuwingsboek over het milieu wilde maken.’

Copyright: Roos van Put, Haagsche Courant

Sporen in het landschap, door Frits Baarda©, Focus

Focus, 2004

Twaalf jaar lang maakte Anja de Jong reizen naar uithoeken in de wereld. Ze was er op zoek naar botsingen tussen de zogenoemde beschaving en de ongerepte natuur. ‘Waarom moet de mens zich op deze plekken ophouden?’ In een boek en een tentoonstelling probeert ze de antwoorden te geven.

Een rij rond geschuurde keien begrenst het uitzicht van Anja de Jong. De stenen, gevonden op haar reizen, liggen op een richel vóór het raam van haar huis dat uitziet over een oude haven. Teer winterlicht valt er op een stadslandschap van witte plezierbootjes en historische achtergevels.
Achter die natuurlijke lijn van keien ligt de buitenwereld, Dordrecht, haar woonplaats. Vóór de stenen ligt Anja de Jongs binnenwereld, haar donkere kamer. Ze roept er de ongerepte landschappen op die ze aantrof op IJsland, Spitsbergen, Antarctica, Hawaï en de Canarische eilanden. Haar foto’s tonen magische leegten, waarin technologische elementen als radarstations of seismografische meetinstrumenten in de natuurlijke omgeving zijn opgenomen. Het zijn vreemde elementen in oerlandschappen.
In haar donkere kamer zag ze de laatste jaren ook totaal andere landschappen terug: de kustwoestijn van Namibië en de dichte jungles van Puerto Rico en Costa Rica. Ook hier zijn wetenschappers geweest, evenals toeristen, in hun zucht naar onbetreden gebieden. De natuurlijke omgevingen op de foto’s mogen verschillend zijn – begroeid of onbegroeid, koud of warm, nat of droog – ze hebben alle één ding gemeen: de mens probeert er bezit van te nemen en heeft op tal van plaatsen reeds zijn sporen nagelaten.
Met haar platencamera ondernam Anja de Jong de afgelopen twaalf jaar een aftastende zoektocht naar botsingen tussen ‘beschaving’ en natuur. Haar project, dat ze Borderland noemde, mondt eind maart uit in een boek en een tentoonstelling in het Fotomuseum Den Haag. Enkele vooraanstaande schrijvers, onder wie Bernlef en Jan Brokken, voorzien de zestig zwartwit foto’s van speciaal voor de gelegenheid geschreven teksten.
Zelf schreef Anja de Jong de inleiding, waarin ze uit de doeken doet wat haar in 1992, het begin van haar gefragmenteerde wereldreis, voor ogen stond: ‘Borderland is een fotografisch onderzoek naar het niemandsland, de overgangsgebieden tussen natuur- en cultuurlandschappen, waarin de mens als vreemdeling figureert. Daarin bracht ik wereldwijd zorgvuldig geselecteerde gebieden in beeld, waar nog sprake is van een wankel evenwicht tussen oorspronkelijke, ongerepte natuur en het door menselijke ingrepen gevormde cultuurlandschap. Locaties waar de strijd tussen mens en natuur om het ‘bezit’ van dit land voortduurt en waarvan de uitkomst onzeker is’.
Met haar foto’s wilde Anja de Jong een visueel document maken van deze kwetsbare gebieden. Wie de serie bekijkt, zal een esthetische maar ook een ethische dimensie ontdekken. Aan de ene kant zette ze haar fascinatie met de landschappen volgens de geldende compositiebeginselen om in fraaie, evenwichtige beelden. Aan de andere kant stelt ze met hulp van haar camera het menselijk ingrijpen in deze landschappen aan de orde. De verstoringen zijn soms nauwelijks waarneembaar, zoals een subtiel autospoor door het zand van de Namib-woestijn. Andere ingrepen zijn duidelijker: tentjes van wetenschappers op Antarctica, een sterrenobservatorium op Hawaï, een speciaal voor toeristen aangelegd pad door het oerwoud in Costa Rica of zoutbekkens op de lavakust van La Palma. Nederland liet ze buiten beschouwing, omdat hier de ongerepte landschappen al lang zijn verdwenen. De foto’s laten iets zien waaraan de mens gewend is, namelijk zijn eigen aanwezigheid. Ze vragen juist daarom om intens kijkgedrag. Niet voor niets geeft de fotografe haar werk het volgende motto mee: ‘De vreemdeling ziet slechts wat hij herkent’. Deze Afrikaanse uitdrukking vergezelde Anja de Jong op al haar reizen en inspireerde haar tijdens het werk. De beelden komen, naar haar zeggen, uit gebieden waarin ‘de vreemdeling zich gedraagt als kolonist op zoek naar rendement, als wetenschapper op zoek naar kennis of als toerist op zoek naar avontuur’.
Tijdens haar reizen naar de ‘randgebieden’ drongen zich steeds nadrukkelijker vragen op: ‘Waarom moet de mens zich op deze plekken ophouden? Is de natuur niet beter af zonder ons? Toeristen willen maar verder. Maar wat heeft het voor zin?’.
Ze zocht plaatsen op ‘waar ik zelf eigenlijk ook niet hoor te zijn’. Ook haar aanwezigheid was een inbreuk op de natuurlijke orde. Toch voelde ze zich met haar registrerende camera meer gelegitimeerd dan sommige wetenschappers die overbodig werk deden of die ene Italiaanse jongen op Spitsbergen die na aankomst met zijn vuist op de balie van het toeristisch kantoortje sloeg en eiste dat hij een ijsbeer zou zien. ‘Dat konden ze hem niet garanderen en daarom huurde hij terstond een helikopter, zodat hij zijn ijsbeer toch nog zou zien’, vertelt de fotografe in haar Dordtse werkplaats.
De kiem voor het wereldwijde en langlopende project werd al jaren geleden gelegd. Anja de Jong werd in 1957 in Scheveningen geboren, als dochter van een machinist op de kustvaart. Varend op zee kwam bij haar de vraag boven drijven: ‘Is het realistisch dat we hier zijn, op deze onmetelijke, ongerepte watervlakten?’ Die vraag heeft haar lang beziggehouden, maar pas ruim tien jaar geleden kwam ze eraan toe naar de antwoorden op zoek te gaan.
Na haar studie aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam was de aandacht van de jonge, vrije fotografe eerst naar andere onderwerpen uitgegaan. Niet de wereld was haar blikveld, maar besloten ruimten. Met een toelage van het Schefferfonds, toegekend in 1983, maakte ze een reis langs de Europese steden Barcelona, Bologna, Basel en Parijs. Op haar foto’s experimenteerde ze met driedimensionale lijnen van binnenruimten. Zo leerde ze hoe ruimte werkt op een plat vlak.
Later fotografeerde ze ook kleine elementen op een vlak, zoals elektronische voorwerpen, boutjes en draadjes van textiel. Ze doorbraken de ruimte; hun rangschikking suggereerde beweging. Vervolgens zocht ze grote gebouwen op, zoals een gemaal, een meelfabriek en een waterkering. Bestaand licht eiste een steeds grotere rol op in haar foto’s.
De laatste jaren drong ze de gebouwen terug; het landschap won terrein. De fotografe werd nieuwsgierig naar het gespannen evenwicht tussen mens en natuur, naar de inbreuken op onaangeraakte landschappen. Ze wist dat ze daarvoor het land uit moest. ‘Nederland heeft geen natuur’, poneert ze stellig. ‘Behalve in het Waddengebied. De rest is kunstmatig of als natuur gecultiveerd.’
‘Ik wil geen bergen afval of rotzooi fotograferen. Dat is fotografie als bewijs voor wantoestanden en dat werkt niet meer. Mensen zijn doodgegooid met dat soort beelden. Ik laat het niet bij één statement. Ik wil het opbouwen in een reeks van beelden, zodat de kijker zelf een mening kan vormen.’
Gebeurtenissen in haar persoonlijk leven waren de aanleiding voor haar langlopende Borderland-project. Ze kijkt over de rij stenen heen, als ze in een paar woorden zegt wat haar beweegt: ‘Een aantal mensen in mijn en familie- en vriendenkring is binnen korte tijd gestorven aan ziekten van deze tijd, zoals kanker. Ik wilde onderzoeken wie er gaat winnen: mens of natuur?’
Het project vroeg om een globale oriëntering. Ze zocht mensarme uithoeken op. Anja de Jong verdeelde de wereld in parten: koude, extreem koude en hoge gebieden aan de ene kant en warme, extreem warme gebieden en regenwouden aan de andere kant. Tijdens de uitvoering bleek de keuze voor een kustgebied het beeld te completeren.
In vrijwel alle gevallen was de voorbereiding tijdrovend en het verblijf logistiek en fysiek zwaar. Ze moest de juiste locaties uitkiezen, zich inlezen en soms eindeloos corresponderen om toestemming te krijgen om ergens te mogen fotograferen. Had ze die permissie eenmaal, dan vroegen de reis- en verblijfsomstandigheden om een fysieke training. Een goede conditie was ook vereist om de zware platencamera met vlakfilms en toebehoren in haar eentje over de sneeuw- of rotslandschappen te kunnen vervoeren.
Mentaal had ze de minste problemen. ‘Als het me tegenzat, hoorde ik vaak anderen zeggen: houd er toch mee op! Maar opgeven zit niet in me. Ik heb een enorme drive. Wat in mijn kop zit, gebeurt.’
En zo reisde ze de afgelopen twaalf jaar van de ene extreme plek naar de andere. Alleen op Antarctica zocht ze aansluiting bij gezelschappen, die ze gebruikte om verder te komen. Als fotograaf was ze volledig op zichzelf aangewezen.
Op Antarctica, dat ze in 1999 bezocht, was ze een eenling in groepjes militairen en wetenschappers. Terwijl die vanuit Argentijnse stations het eetgedrag van pinguïns bestudeerden of de luchtvervuiling maten, trok Anja de Jong met haar apparatuur over de stenige vlakten. Het waren merendeels korte, intensieve jachten op de perfecte foto. De tijd was beperkt. Ze was afhankelijk van helikopters en schepen die haar vervoerden, maar vooral van het weer. ‘Het kon dagen grauw zijn’, vertelt ze. ‘Ik heb contrastrijk licht nodig voor mijn foto’s, tekening in de lucht. Alles moet erin zitten: wit, grijs en zwart. Het wachten was altijd op een gaatje in de lucht. Dan moest ik me haasten voor een stipje blauw. Hollen over stenen en rotsen, een heuvel op, soms net te laat voor het beloofde licht. Voor sommige foto’s moest ik wel vijf of zes keer terug.’
Een enkele keer belandde ze in een sneeuwstorm. Haar camera wankelde op het statief. Dan nam ze toch maar een foto, om het gevoel te hebben er niet voor niets te zijn geweest: ‘Met de ene hand drukte ik op de duim van de andere hand die stijf van de kou tegen de draadontspanner van de camera lag.’
Er waren ook heldere dagen. Dan zag ze de beelden die ze mee terug naar huis wilde nemen. ‘Ongeschonden landschappen met een spoor van Westerse invloed. Als ik zelf die twijfel voel of een radarstation op die plek wel zin heeft, dan ben ik geïnteresseerd. Dan maak ik de foto.’
Met honderden vlakfilms van ‘spots in een landschap’ keerde ze uit van haar reizen terug. In haar Dordtse doka bekeek ze de resultaten en drukte de negatieven met grote precisie af. In de tussentijd vervulde ze haar docentschap fotografie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, Muziek en Theater in Den Haag. Met zeer bescheiden hulp van sponsors, zoals Kodak, kon ze dan weer voor de volgende etappe vertrekken. Ook het Fonds voor Beeldende Kunsten, het Prins Bernard Fonds en het Dordtse Centrum Beeldende Kunst stimuleerden haar financieel.
Borderland was voor Anja de Jong geen eindeloos fotoproject, dat wist ze. Ze was er iedere dag mee bezig, twaalf jaar lang. Ze voelde zich vaak nog gehaast. ‘Ikzelf ben ook eindig’, zegt ze. ‘Dat besef ik eens te meer na de ervaringen in mijn persoonlijke omgeving.’ Over het resultaat is ze niettemin tevreden. ‘Ik vind de foto’s geslaagd. Wat ik twaalf jaar geleden voor ogen had, zie ik nu in beelden terug.’

The Borderland project, fotografie Anja de Jong, teksten van Bernlef, Jan Brokken, landschapskenner Rik Herngreen en kunsthistorica Tineke Ruiter. Uitgave in eigen beheer. Prijs 55 euro, ISBN 90-808242-1-6, vanaf 27 maart verkrijgbaar in de boekhandel of bij Idea Books (idea@ideabooks.nl).
Tentoonstelling Fotomuseum Den Haag, van 27 maart tot 13 juni.

Copyright: Frits Baarda, FOCUS

Fotoboeken

The Borderland Project

Anja de Jong
ISBN 978 90-808242-1-6
Uitgegeven in 2004

Inhoud: 58 zwart-wit foto’s en 3 kleurenfoto’s van Anja de Jong. Naast deze beelden en een inleiding van de fotografe, reflecteren de auteurs Bernlef en Jan Brokken vanuit eigen ervaring op het borderland-landschap, schrijft land- schaps kenner Rik Herngreen over landschapsbeleving in Nederland en geeft Tineke de Ruiter, kunsthistorica, The Borderland Project een plaats in de fotografische verbeelding van het landschap. Tekst in het Nederlands en in het Engels

Vorm: formaat oblong 30×24 cm., hard cover met stofomslag, 188 pagina’s met 58 zwart-wit foto’s duotone gedrukt (drukkerij De Longte, Dordrecht) en vormgegeven (Reynoud Homan, Muiderberg), genaaid gebonden.

Te bestellen:
Titel: The Borderland Project.
Auteur: Anja de Jong. Uitgegeven in 2004
ISBN 90-808242-1-6
Prijs: € 25,= (excl. verzendkosten)

Te bestellen via e-mail: dejong.anja@tiscali.nl en verkrijgbaar in de boekhandel.

Borderland 1992

1998 Anja de Jong

Inhoud: 20 zwart-wit foto’s van Anja de Jong. Uitgegeven in 1998 als tussentijdse uitgave van het work in progress ‘Borderland’. Naast deze beelden een inleiding van Loek van der Molen (†), directeur van het Nederlands Foto Instituut (Rotterdam) en een essay van Tineke de Ruiter, kunsthistorica, waarin zij De Jong’s foto’s een plaats in de verbeelding van het landschap geeft. Alle tekst is in het Nederlands en in het Engels in het boek opgenomen.

Vorm: formaat oblong 30×24 cm, soft cover, 55 pagina’s met 20 zwart-wit foto’s in duotone gedrukt (drukkerij Rosbeek, Nuth) en vormgegeven (Reynoud Homan, Muiderberg), genaaid, gebonden.

Te bestellen:
Titel: Borderland 1992 – 1998 Anja de Jong.
Auteur: Anja de Jong. Uitgegeven in 1998
ISBN: 978 90-9011958-2
Prijs: € 10,= (excl. verzendkosten)
Te bestellen via e-mail: dejong.anja@tiscali.nl

Copyright © Anja de Jong